close
Dé recensiesite over jeugdliteratuur
4+

De tijd zit in de gaten in je broek

Bette Westera Was de aarde vroeger plat? Vragen die om versjes vragen Poëzie
Gottmer
Sylvia Weve
Waardering: 8.5

Op de vraag over de platte aarde wordt in het openingsvers ingegaan. ‘Vroeger was de aarde plat./ Nu zijn er/ bergen ruggen/ bulten bruggen/ heuvels hobbels/ builen bobbels/ kuilen knobbels’. Afgaande op deze boektitel zou je kunnen denken dat het een boek is over kindervragen, in de sfeer van Kijk en Quest. Dat is het zeker niet. Het succesduo Westera en Weve (Ik leer je liedjes van verlangen, en aan je apenstaartje hangenDoodgewoon, Aan de kant, ik ben je oma niet) gaat vooral op allerlei kwestie rond de tijd. En stelt vragen waarvan het weer de vraag is of kinderen ze stellen.

Kun je langzamer zijn dan de tijd? Is er altijd morgen weer een dag? Was de kip of het ei er eerst? Kan de tijd verdwijnen en  komt de toekomst naar je toe? Enz. enz. Een van de sterkere gedichten gaat over de vraag: hoe weet je dat de tijd bestaat?

‘De tijd zit in de gaten in je broek. De tijd zit in het hoofd van oude mensen. De tijd zit in de schimmel op de koek. De tijd zit in verwachtingen en wensen. De tijd zit in een pasgeboren kalfje in de wei. De tijd gaat om en door, maar nooit voorbij’.

Na ouderdom, de dood en armoede en rijkdom is de tijd het centrale thema. Westera is weer ouderwets op dreef, bijvoorbeeld in het dialoogvers over de kip en het ei:

‘Dag ei,’ zei de kip/ ‘Dag kip,’ zei het ei/ ‘Wie was er nu eerder, ik of jij?’/ ‘Jij,’ zei de kip./ ‘Nee jij’,  zei het ei./  ‘Want ik lag hier nog niet en toen legde jij mij.’

Het subtiele spel met taal is er ook weer, in het vers  over de vraag waar mensen vandaan komen waarin wordt geschept en geschapen. ‘Hij schepte uit aarde/ en water wat klei./ Daar kleide hij mee / en toe kleide hij mij./ Wat grappig. U bent dus/ geschept, niet geschapen./ Misschien schepte god/ uit die klei ook de apen?. 

Knap hoe Westera telkens een andere versvorm weet te vinden. Soms sober en soms kort, dan weer vernuftig van rijm (‘Maar toen kwam Galilei – wie was dat en wat deed-ie?’) en soms op zijn Annie M. G’s (‘Robbert Jan van Rintintin/ neemt de meeste ruimte in/ van zijn hele huisgezin’). Ook Sylvia Weve tapt weer uit vele vaatjes en het is boeiend om te zien hoe ze in haar prenten steeds aansluiting zoekt bij de tekst. Af en toe haakt ze in op een detail en soms is de link niet duidelijk. Maar ook hier is de variatie groot en  het is knap om bij een abstract thema zoveel creativiteit tentoon te spreiden.

Net als in Doodgewoon komen vele aspecten rond een thema aan de orde. De  obligate suggestie van kindervragen had achterwege kunnen blijven. En het thema tijd had meer nadruk moeten krijgen, dan past het beter in reeks tijdloze boeken van het duo. Prima titel trouwens: Tijdloos.