Querido
Eddie woont in een huis dat vastzit aan de school waarvan zijn vader directeur is. Een school met zo’n grote zolder waar kinderen niet mogen komen omdat je door de vloer kan zakken. Edward van de Vendel groeide op in zo’n huis, zijn vader was schooldirecteur. En de hoofdpersoon heet Eddie. Hier houdt volgens de auteur het autobiografische gehalte van dit boek op.
Eddie is een angstige jongen maar dat is niet erg. “Ik hield van de rillingen langs mijn rug (…) Ik weet dus best dat ik alles wat matig eng was soms héél erg eng maakte, en misschien was dat het geval met de Donkere Tunnel”. Die tunnel is het spannende gedeelte op zolder waar hij absoluut niet mag komen. Als zijn ouders tijdelijk een meisje met gezinsproblemen in huis opnemen, wordt alles anders. Linea sleept hem mee in nachtelijke avonturen op de zolder waarbij ze geesten ontmoeten die met haar familiegeschiedenis te maken hebben. Eddie speelt sleutelrol in het onschadelijk maken van de kwaadaardige verschijningen en wordt de held in zijn eigen verhaal.
De bangige Eddie overwint zijn angsten door de geesten te overwinnen. “Er waren voorstellingen en en nare dromen die verslagen moesten worden, en dat hadden we gedaan”. De nachtelijke avonturen worden levensecht beschreven maar tegelijkertijd suggereert Eddie zelf dat het niet echt gebeurt. “Dit is een land van nachtfantasie, dit beleefden wij alleen”, zegt hij.
Een spannend verhaal dat in grote lijnen volgens de wetten van het griezelgenre verloopt. Maar Van de Vendel zou zichzelf niet zijn als hij geen vloeiende stijl hanteert die het boek boven het genre uit doet tillen. En hij stopt meerdere lagen in het verhaal..
Er is de vriendschap met Goos die verwatert maar een ontroerend eenvoudige hereniging kent en er is een geestige component. Van de Vendel introduceert een spook (Herr Johannes) dat zogenaamde half mislukte moppen vertelt. Dat kun je niks vinden, ik vond het erg grappig. Vooral omdat het spook met veel lucht praat en dan klinkt het zo (hardop lezen natuurlijk): ‘Ik khen een giraf die maar bleef groeien. Hin de breedte. Hin de diepte. Hhij groehoeide maar door. Na een tijdje was hij geen giraf mer, mhaar een girop. En daarna, nog wat lahater: een girover. Zo zielig. En ik hheb net gehhoord dat het nóg erger is gewhorden. Nu is hhij een giruit’.
En de schrijver doet iets geks. Hij schrijft een nawoord van acht pagina’s waarin de veertig jaar oudere Eddie opnieuw in contact komt met Linea en uit kan leggen wat de jeugdige ervaring met hem heeft gedaan. Het heeft hem de weg gewezen en hem laten zien wie hij kon zijn. Daarmee verklapt Van de Vendel, nogal nadrukkelijk, wat hij heeft willen vertellen. Dat de verhalen uit onze jeugd, of we ze nou via boeken, games of films tot ons nemen, ons de weg wijzen in het leven. “Ze slokken ons op. En dan begint er een leven. Ons leven”.
Het is ergens te begrijpen waarom Van de Vendel deze kunstgreep toepast maar het haalt ook iets van de magie weg. De grote verboden zolder is een griezelboek dat over meer gaat dan over griezelen. Eddie overwint zichzelf, en of dat nou in zijn fantasie of in het echt gebeurt, hij heeft er zijn hele leven profijt van.