Het houten kasteel op de speelplaats dreigt te verdwijnen omdat precies op die plek archeologisch onderzoek gedaan wordt naar een burcht die mogelijk op die plek heeft gestaan. Recent ontdekte logboekfragmenten van een twaalfde-eeuwse roofridder wijzen daarop en zijn voor de gemeente voldoende grond om te gaan graven. Een ramp voor Stie en een paar vrienden die van het speelkasteel hun hang-out hebben gemaakt. Ze hebben geen kwaad in de zin en zorgen er naar eigen inzicht voor dat het kasteel ook buiten kinderspeeltijd bemand is, zodat het vrij blijft van crimineel gedoe. ‘Wij deden niet aan drugs en elkaar verkrachten was ook nog nooit bij ons opgekomen’. Droge zinnetjes die kenmerkend zijn voor de schrijfstijl van debutant Jelmer Soes (26), die al wat langer aan de weg timmert met poëzie en toneelteksten.
Waarom het groepje geen andere hangplek uitkiest, blijft vaag maar wel duidelijk wordt waarom het vooral voor Stie van levensbelang is om een plek te hebben om niet thuis te hoeven zijn. Haar moeder lijkt aan een vorm van smetvrees te lijden, het huis is onberispelijk schoon en om die orde niet te verstoren, kookt ze vrijwel nooit voor haar kinderen. Stie en haar broertje fröbelen zelf een maaltijd maar meestal is er patat of pizza. Het is zeker geen hel, haar eigen huis, het is vooral een kille en onwezenlijke plek waar ze liever niet is. Het speelkasteel is een prettiger bastion, waar ze bovendien de mysterieuze Risk treft ‘die in alles wat hij uitstraalde deed alsof hij de wereld begreep’. Diens zelfverzekerdheid is niet meer dan een schild want Risk vlucht niet voor niets zo vaak als het lastig wordt. Zo’n ‘living on the edge’-jongen met een goed hart die bewust risico’s neemt: iets te flauw om hem Risk te noemen.
Stie zet alles op alles om de opgraving te voorkomen en haar hangplek te behouden. Ze duikt het gemeente-archief in om na te pluizen of het historische verhaal klopt en die ridder daar echt een burcht heeft gebouwd. Het dwarsverband dat Soes daar legt met de heldhaftigheid van Stie en ridders komt geforceerd over zoals er meer onevenwichtigheden in deze roman zitten. Teveel personages blijven flets, ook Risk komt niet helemaal uit de verf, en het conflict met de gemeente over het speelkasteel is teveel een kinderboekenavontuurtje, waarbij de lezer zal denken: zoek dan een andere plek.
Toch is Risk geen mislukt boek en dat heeft alles met het schrijftalent van Soes te maken. Vooral Stie is als karakter overtuigend: een adolescent die zich staande probeert te houden en op zoek is naar haar plek. Thuis, bij vrienden en in de maatschappij. De onzekerheid van Stie, haar kwetsbaarheid en fouten maar vooral ook haar doorzettingsvermogen en kracht, komen over zonder dat het er dik bovenop ligt. De dialogen zijn scherp en to the point en de beelden die hij gebruikt en oproept zijn sterk, zoals over Risk: ‘Die jongen was normaal gesproken een soort renaissanceportret’. Soms vertilt hij zich aan een beeldspraak, zoals waar hij een schok omschrijft ‘die zo heet was als een kokende kruik in je slaapzak tijdens een Noordpool-excursie’. Er hangt een mysterieuze laag over het boek die intrigerend is en waardoor je nieuwsgierig blijft naar het einde. Dat einde is gedurfd en mooi maar de cruciale laatste alinea had misschien aan de verbeelding overgelaten moeten worden. Soes wil wel heel graag uitleggen dat het draait om de zoektocht naar geborgenheid en veiligheid. Een moeder die een arm om je heen slaat en chocolade warm maakt. Waar voel je je thuis en veilig?
Ondanks de oneffenheden is Risk een intrigerende jeugdroman die door het hoofd blijft spoken. Dat laatste is meestal een goed teken.
Risk
Jelmer Soes
Gottmer