De Heksenkind trilogie van Moncia Furlong, vertaling Anneke Koning-Corveleijn, Lemniscaat, 10+
Soms heb je dat, dat iets totaal langs je heen is gegaan. Dat heb ik met de Heksenkind-boeken van de Engelse schrijfster Monica Furlong. Misschien omdat het eerste deel in Nederlandse vertaling verscheen toen ik 20 was en even met andere dingen bezig was. Mijn eerste kennismaking was vier jaar geleden toen we begonnen met de Grote Vriendelijke 100 en Heksenkind op nummer 41 stond. Er staan wel meer boeken in de lijst die ik niet las, maar op zijn minst kende ik dan de titel. Heksenkind zei me niets. Het bleek geen eendagsvlieg in de lijst, het stond in 2022 op nummer 56 en vorig jaar op 72. Bij die laatste notering konden we namens uitgeverij Lemniscaat bekendmaken dat de drie boeken van Monica Furlong gebundeld gingen worden in een omnibus.
Die moest ik dan maar gaan lezen, vond ik zelf, want het zou zomaar kunnen dat deze trilogie op een hoge plek in de Grote Vriendelijke 100 terecht komt. Furlong schreef na het bejubelde Heksenkind nog twee boeken waarin dezelfde personages voorkomen en die genoemd zijn naar de hoofdpersonen: Juniper en Colman. Die waren wel een stukje minder, hadden vriendinnen me gewaarschuwd (want het waren naast podcastmaatje Maliepaard vooral vrouwen die dol waren op Heksenkind en het meerdere malen ‘het favoriete boek uit mijn jeugd’ noemden.)
Met gemixte verwachtingen begin ik aan de trilogie. De uitgave is prachtig (met een coverbeeld van Miriam Bos) en zowaar een leeslint, dat mag ook wel bij een boek van bijna 600 pagina’s. Ik ben meteen gegrepen door het verhaal van Leana en Juniper. Het aanvankelijke wantrouwen van Leana tegen de zogenaamde heks, dat langzaam omslaat in sympathie en liefde, is zo invoelbaar. En wat is Juniper een geweldig personage: een outcast die consequent haar eigen weg volgt, zonder verbittering of triomfantalisme. Ze staat voor wie ze is, en heeft geen anderen nodig voor bevestiging. Juniper is liefdevol richting Leana, maar geeft haar ook alle ruimte om met vallen en opstaan zelf dingen te ontdekken.
Mijn aandacht verslapt niet meer, in een paar dagen lees ik deze lijvige omnibus uit. Het verrassende is: ik vind de volgende delen helemaal niet tegenvallen. Integendeel: ik vind ze net zo goed of misschien nog wel beter. Wat een vondst om er geen vervolgverhaal van te maken maar terug te gaan in het verleden van Juniper. En later een sprong voorwaarts te maken in de tijd in het spannende slotdeel. Juist het achter elkaar lezen, maakt deze trilogie sterk. Ik zit er midden in, ken de personages, herinner me alles en kan de verbanden tussen de verschillende delen en ontwikkelingen goed leggen.
Halverwege heb ik het gevoel dat ik een soort eenvoudige voorloper van Harry Potter aan het lezen ben. De tovenarij op het grensvlak van een gewone en magische wereld kent de nodige overeenkomsten. Er komt zelfs een soort onzichtbaarheidsmantel in voor. Veel van dit soort boeken waarin magie een rol speelt, kennen een vergelijkbaar uitgangspunt: er is goed en er is kwaad en het is de vraag wie er aan het langste eind trekt. Een van de grote pluspunten van dit verhaal is voor mij dat er verschillende visies naast elkaar mogen bestaan. Er zijn geen dogma’s. Niet iedereen heeft even veel op met de hekserij en magie, zoals Colman in het laatste deel. Hij bezit zelf waarschijnlijk bovennatuurlijke gaven, maar past ervoor ze in te zetten. Daar is geen discussie of gedoe over, hij verwijt de anderen ook niet dat ze het wel doen. Heel leerzaam en toepasbaar in deze tijd waarin we wel wat vaker verschillende opvattingen en zienswijzen mogen tolereren en elkaar niet per se hoeven te overtuigen van ons zogenaamde eigen gelijk.
Kortom: ik heb genoten kan me goed voorstellen dat dit voor velen een lievelingsboek is. Zover ga ik niet, maar ik hoop wel dat het boek dit jaar opnieuw in de Grote Vriendelijke 100 staat. Misschien zet ik hem zelf wel op mijn lijstje.