Doe mij maar dicht van Tim Gladdines, Lemniscaat, 15+

Na een aantal boeken bij uitgeverij Marmer (Hoe het kwam dat ik Emma een blauw oog sloeg, Geert op het oosten en Koning Valentijn) lijkt Tim Gladdines onderdak te hebben gevonden bij Lemniscaat. De Rotterdamse uitgeverij staat de laatste tijd open voor meerdere schrijvers die geen of moeizaam een uitgever konden vinden, of blijkbaar zin hebben in een nieuw avontuur.
Het eerdere werk van Gladdines viel op door durf en originaliteit, maar ontbrak het in de uitwerking aan evenwichtigheid. Zijn onderwerpkeuze is vrij consistent. Vaak is er iets aan de hand met de geesteijke gezondheid van zijn personages en dat is Doe mij maar dicht niet anders. De zestienjarige Lidewij is verdwaald in de wereld die ze zelf een doolhof noemt. Ze ziet soms dingen (een ufo-achtige sigaar) die voor anderen niet waarneembaar zijn. Het lijkt een verwijzing naar haar overleden opa die sigaren raakte.
Deze ‘opa sigaar’ was erg op haar gesteld en kwam tijdens familiebezoek vaak naar de slaapkamer van Lidewij om haar voor te lezen. De suggestie dat er misschien meer gebeurde zit in de vraag van haar moeder: of opa haar wel eens op een rare manier heeft aangeraakt. Daar komt geen bevestigend antwoord op, maar er is wel iets merkwaardigs en schurends in hun relatie. Lidewij was zes toen opa overleed maar mist hem op een bijna obsessieve manier, waarbij de belangrijkste verklaring is dat ze zich bij hem zo speciaal voelde.
De bezeten omgang met het gemis komt tot een hoogtepunt als Lidewij tijdens een interrailvakantie met een vriendin plotseling besluit naar huis te gaan als ze hoort dat opa’s graf wordt weggehaald. Ze moet er nog foto’s van nemen. Haar omgeving snapt weinig van haar gedrag, zij zelf eigenlijk ook niet, en voor de lezer is het ook niet eenvoudig te volgen.
Uit de innerlijke monoloog die het boek omhelst komt het beeld naar voren van een depressief meisje met psychotische en suïcidale trekken. Ze verwijst meerdere keren naar het ‘moerasmonster’ dat haar de diepte van het duister in sleept. Gladdines weet de depressie als repeterende maalstroom van negatieve gedachten, zelfhaat, somberte en vervreemding te vatten. Maar levert dat ook een geslaagd en interessant boek op? Lastig. Het is steeds moeilijker om sympathie voor Lidewij op te brengen door de herhaling van zetten in haar hoofd en haar onvermogen om contact te maken met de mensen om haar heen. Depressieve mensen zijn nou eenmaal niet de gezelligste. De irritatie is misschien realistisch, maar zit het verhaal in de weg.
Doe mij maar dicht leest door de vorm en opbouw ook een beetje als een experimentele roman. Sommige hoofdstukken bestaan uit een geidcht van Lidewij, soms uit slechts een paar zinnen, zoals dit hoofdstuk: ‘Ik kan natuurlijk voor de trein springen. Ik kan natuurlijk niet voor de trein springen. Dat is nou juist het probleem.’
Er zijn steeds meer jongeren die worstelen met psychische problemen en de gemoedstoestand van Lidewij voor een deel zullen herkennen. Maar de vraag wat de auteur met deze maalstroom beoogt, wordt niet echt beantwoord. Naast Lidewij gaat ook Doe mij maar dicht kopje onder in de negatieve spiraal.
Gladdines is stilistisch bij vlagen sterk met bijzondere zinnen, dat bewijst hij ook nu weer, maar dat levert nog steeds geen coherente en evenwichtige roman op. Daar is meer voor nodig.
Denk je aan zelfdoding: bel 113 of ga naar de website.


