Vlieg! zegt de vloer van Eva Gerlach, illustraties Trui Chielens, Querido,10+

Het laatste gedicht is tevens het titelgedicht: ‘Soms ben je echter. Licht hoofd, / bliksemlijf, arendsogen. / Vlieg! zegt de vloer en voor je / kijken kunt ben je / gevlogen.’ Het is het slotakkoord van een bundel waarin de lezer onnadrukkelijk in het hoofd van hetzelfde meisje bivakkeert dat gaandeweg in de pubertijd geraakt. Ze blijft naamloos, maar krijgt in de illustraties van Trui Chielens de invulling van een meid met een paardenstaart.
In de eerste twee hoofdstukken ‘leeg’ en ‘stief’ gaat het vooral over de scheiding en haar vader op wie ze boos is (‘mijn pa heeft geen recht op plezier’), maar die ze toch vooral mist: ‘Lieve papa, het huis is / leeg zonder jou en jouw huis is/ hoop ik ook leeg zonder ons.’ Haar broertje wil liever bij haar vader wonen die een nieuwe vriendin heeft, haar moeder gaat daten en haar stiefzus is vervelend. De kwestie van het missen is ingewikkeld want was is dat precies? Haar conclusie: ‘Missen is een soort dief/ Ik weet er een woord voor. Stief.’
Vlieg! zegt de vloer is de vierde jeugdbundel van de inmiddels 77-jarige dichteres Eva Gerlach. In 1999 won ze de Nienke van Hichtumprijs en een zilveren griffel voor Hee meneer Eland. Alweer twaalf jaar geleden scheen haar vorige dichtbundel voor jongeren onder de titel Overhoop.
De nieuwe gedichten lezen als een voortzetting van die bundel over de adolescente jaren waarin er veel overhoop komt te liggen. Het meisje voelt zich anders dan haar klasgenoten die beha’s dragen en roken. Ze wil niet naar haar eerste schoolfeest omdat ze vindt dat ze nergens bij hoort. Zoals pubers dat doen, schiet ze in de overdrijving en het melodrama: ‘Intussen hoopte ik dat ik dood zou gaan. / Geen gezeur, geen eindeloze preken / maar iemand die bij mijn grafje in tranen zou spreken / over hoe ik mijn best had gedaan, / een meisje dat zó veel kon’. Ze klaagt over het gebrek aan aansluiting, maar vindt andere buitenbeentjes bij wie ze zich thuisvoelt. Zoals het vluchtelingenmeisje dat ze eerst nog wil knijpen, maar dat later tegen haar zegt: als er niemand bij je past, dan maar samen. Of met de jongen met wie ze lekker samen buiten de groep staat, totdat ‘je pinken elkaar ineens raken en je lijf in brand staat.’
Het groeiende zelfvertrouwen blijkt uit de laatste hoofdstuktitels die ‘kom’ en ‘kracht’ heten en uiteindelijk gaat ze vliegen. Gerlach is op haar best in deze sterke bundel met poëzie in wisselende vormen. Zowel rijmend en verhalend als in gedachtenstromen. Het is bijzonder hoe Gerlach zich op haar leeftijd kan verplaatsen in het opgroeiende kind, dat soms bang en verdrietig is, maar ook energiek en verliefd.