Lannoo
Harry Pallemans
Hoe kan het nou dat Billie een hekel heeft aan vis en nu toch in een visrestaurant werkt en elke dag tonijn eet? Halverwege Onmogelijk blauw wordt de vraag gesteld hoe dat is gebeurd. In het universum van de Amerikaanse schrijfster Kate DiCamillo gaat dat zo. De 14-jarige Billie Tapinski heeft haar hond Flappie begraven (en daarmee haar geluk) en vertrekt. Weg van haar alcoholistische moeder. Geen weglopen dit keer, dat heeft ze al zo vaak gedaan. Maar vertrekken om altijd weg te blijven. Billie vindt onderdak in de caravan van Jola op camping Het Zeepaardje en krijgt een baantje in visrestaurant Meneer C. Zo is het dus gebeurd.
Onmogelijk Blauw is het derde in de trilogie ‘vriendinnenboeken’ van Kate DiCamillo, na De vloek van de vliegende olifantes en Neem mijn hand, en misschien wel de beste. Het is een drietal portretten van Amerikaansje meisjes aan het begin van de puberteit, die elkaar lichtjes raken maar goed zelfstandig te lezen zijn. Raymie, Louise en Billie komen uit gebroken families en leven in een wereld ‘die je altijd alleen maar dingen wilde afpakken’. Een van de centrale vragen is: wat kun en mag je van anderen verwachten. In dit boek zegt Jola tegen Billie: “Mensen doen dat, mensen rekenen op anderen’. De nukkige Billie is dat niet gewend. Ze vertoont haar hele leven vluchtgedrag maar komt er eindelijk achter dat ook zij gelukkig kan zijn. Als iemand tegen haar zegt: ‘Het komt goed’, bedenkt ze dat ze dat niemand die woorden ooit eerder tegen haar heeft gezegd.
Net als in de vorige boeken in dit drieluik zijn het de personages, de wonderlijke scenes en de taal die tot de verbeelding spreken en het werk van DiCamillo boven het gemiddelde jeugdboeken laten uitsteken. Soms schiet de auteur door in haar rijke fantasie maar in dit boek is iedereen echt. Jola op de camping, het personeel van het visrestaurant, maar voor vooral Elmer, de puistige jongen uit de buurtwinkel. Die op het plafond van de telefooncel (het verhaal speelt zich af in 1979) een voor Billie veelzeggende strofe schreef: ‘In een klein huisje, aan een kleine, wankele zee’. De personages komen met een paar pennestreken tot leven, met hun nukken, gebreken en charmes. Bijvoorbeeld de irritante serveerster Freddie met haar criminele vriend die Billie tevergeefs aanspoort te blijven dromen, in het spoor van de Amerikaanse droom, want je kunt het waarmaken.
Ik wilde hier schrijven dat het boek ‘leest als het gemiddelde scenario van een Sundance-film’ en kwam erachter dat deze zin ook letterlijk in de recensie van het eerste deel staat. Hopelijk wordt dit drieluik verfilmd, er zit zomaar een puike Netflix-serie in. DiCamillo schrijft beeldend en filmisch en weet met korte zinnen een wereld neer te zetten, die zowel geestig, ontluisterend als ontroerend is.