Lemniscaat
Lydia Meeder
Stewart heeft altijd al een zusje gewild. Geen broertje want dat is minder symmetrisch, met een zusje zou het ideale ‘familiekwadrant’ ontstaan, ‘met de X-chromosomen die twee zijden vormen en de Y’s de rest’. Dat ideaalbeeld is ruw verstoord nadat de vermoeidsheidklachten van de moeder van Stewart niet het gevolg zijn van een zwangerschap maar van kanker. Dik een jaar later overlijdt zijn moeder en stort de gezinsconstructie in elkaar. ‘We waren een gelijkzijdige driehoek geweest. (,,,) Toen we haar veloren, zakten de twee andere zijden gewoon in.’
Dat zusje komt er uiteindelijk toch want de vader van Stewart krijgt een relatie met zijn tv-collega, de moeder van Ashley. De vader van Ashley bleek homo, waar zijn dochter niet mee uit de voeten kan want het past niet bij haar positie op de ‘Sociale Ladder’. Bij Ashley draait alles om uiterlijk vertoon en status. Zaken waar haar nieuwe stiefbroer niets mee heeft. Hij heeft een groeistoornis en is hoogbegaafd in het kwadraat, maar zijn sociale vaardigheden blijven sterk achter. Stewart doet denken aan Cristopher, de hoofdpersoon uit Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht, de bestseller van Mark Haddon. Hij is net zo innemend en merkwaardig en op sommige vlakken normaler dan ‘gewone’ mensen.
Ook in deze jeugdroman wisselt het perspectief per hoofdstuk tussen de twee belangrijkste personages, het begint bijna een plaag te worden. In dit geval zijn er goede argumenten voor maar het nadeel is dat de hoofdstukken in kwaliteit ver uit elkaar lopen. Susin Nielsen vergroot de verschillen tussen de twee extreem ver uit waardoor Ashley een plat karakter wordt. Ze is onuitstaanbaar en egocentrisch en nog ultradom ook, ze kent de betekenis van woorden niet en denkt dat Idi Amin en Milosevic collega’s van haar moeder zijn. Ze is voortdurend de slechterik en de naarling en de omslag die ze op driekwart van het boek maakt, voelt daardoor niet geloofwaardig aan. Haar sympathieke kant komt volledig uit het niets.
Stewart kan door de verhuizing niet meer naar zijn speciale school voor hoogebegaafden. Tot overmaat van ramp komt hij bij zijn stiefzusje in de klas. Het verhaal draait om een hunk die van een andere school is getrapt en de grootste pestkop van Stewart en de grote liefde van Ashley wordt. Als bekend wordt wat hij op zijn kerfstok heeft, geen verrassing voor de lezer, komt Ashley tot inkeer en neemt het op voor haar stiefbroer. Het nieuwe gezin kent uiteindelijk iets van harmonie en Stewart kan er weer een wiskundige fomule op los laten.
Stewart is de zoveelste geestige en briljante autist die wordt opgevoerd in een roman of film wat geenszins een reëel beeld geeft van deze aandoening. recht doet aan deze aandoening. Maar de hoofdstukken over hem zijn goed en sommige zijn zelfs heel goed. Nielsen heeft de essentie van zijn taal, humor, gedachtengangen en emoties scherp in het vizier. Het verdriet over zijn moeder (‘Mama’s afwezigheid hing als een vieze geur om ons heen’) is raak beschreven en de omgang met zijn vader en de gesprekken met zijn therapeute zijn ontroerend. Hij is alleen maar sympathiek (hij is ook nog eens degene die de homoseksualiteit van zijn stiefvader bespreekbaar maakt) en dat is een zwaktebod, vooral omdat Ashley alleen maar een dom en irritant modepopje is.
Had Nielsen het maar bij het perspectief van Stewart gelaten, dan was dit wellicht een fenomenaal jeugdboek geweest. Nu is het zeker een lezenswaardige roman maar door de overdrijving en de zwakheden in de verhaallijn maar voor de helft geslaagd.
Wij zijn allemaal moleculen
Susin Nielsen
Lydia Meeder
Lemniscaat