Volt
Adiëlle Westercappel
Toen Jacqueline Woodson vier jaar geleden de Astrid Lindgren Memorial Award won, bleek dat er geen Nederlandse vertalingen van de toonaangevende Amerikaanse schrijfster op de markt waren. Uitgeverij Volt verwierf de rechten voor ons land en bracht inmiddels twee van haar boeken in vertaling uit. Omdat Woodson in 2020 ook nog de Hans Christian Andersen Award kreeg en het gesprek over diversiteit en racisme na Black Lives Matter actueler is dan ooit, zijn haar boeken nog urgenter en relevanter.
Vorig jaar verscheen haar bekendste boek Brown Girl Dreaming uit 2014 in Nederlandse vertaling, waarschijnlijk. Woodson beschrijft in dit autobiografische boek hoe het is om als Afr0-Amerikaanse meisje op te groeien in het Amerika van de jaren zestig en zeventig. Een eigenzinnig boek dat, mede door de versvorm, bij mij niet echt een snaar raakte. Dat is anders met een van haar eerste boeken: Blijf zachtjes bij me (in 1998 verschenen als If you come softly), dat ze schreef ver voor dat Black Lives Matter een begrip was, en onlangs uitkwam in een Nederlandse vertaling van Adiëlle Westercappel.
In Blijf zachtjes bij me is het liefde op het eerste gezicht tussen Elisha (Ellie) en Jeremiah (Miah) die elkaar ontmoeten op een elitaire privéschool. Miah verzwijgt voor Elie dat hij de zoon is een Oscar-winnende regisseur en een beroemde schrijfster. Hij woont alleen met zijn moeder in een luxe appartement met negen kamers tegenover het huis van zijn vader die een jongeren minnares heeft. Miah is bang dat zijn vriendin hem anders bekijkt als ze al die dingen weet. Dat zet de toon in een boek dat ten diepste gaat over verwachtingspatronen en (bewuste en onbewuste) vooroordelen
Woodson beschrijft liefdevol hoe beide vijftienjarigen (‘een leeftijd tussen hier en nergens’) proberen hun eigen en hun gezamenlijke plek in het leven te vinden. Daarbij speelt afkomst en huidskleur een voorname rol en dat krijgt door hun relatie des te meer lading. Er wordt naar het stel gekeken en gewezen en ze krijgen te maken met nare opmerkingen. Op en persoonlijke en integere manier maakt Woodson duidelijk hoe huidskleur een rol speelt in verwachtingen en patronen. Middels voorbeelden – de slimme Miah wordt automatisch in een klas geplaatst voor kinderen die bijles nodig hebben – en zelfonderzoek. Miah vraagt zich af waarom hij soms witte mensen haat en tegelijkertijd van haar kan houden. Hij kan vooral bij jongens die op hem lijken helemaal vrij zijn. Ellie is bang voor het racisme in zichzelf. Als haar eigen lesbische zus al moeite heeft met haar zwarte verkering, ‘misschien zit dat dan ook wel ergens in mij’.
Er zijn een paar rake uitspraken, zoals die van Miah’s vader: “Weet je dat wat het is met witte mensen, ze hebben niet door dat ze wit zijn, ze weten precies welke kleur de rest is, maar ze weten niet dat ze zelf wit zijn.” Maar het boek heeft niet direct een activistische lading, mede door de romantiek en de poëtische taal, waarvan de boektitel (de titel van een gedicht van de feministische dichter Audre Lorde) een goed voorbeeld is. Mede daardoor is de ontknoping een ontluisterend harde klap in het gezicht, juist op het moment dat Ellie zover was om haar geliefde bij haar ouders te introduceren.
Woodson schudt de lezer ongenadig wakker. Die kan niet anders dan met een brok in de keel dit wonderschone boek dichtslaan.