close
Dé recensiesite over jeugdliteratuur

Voordracht op 5e Middag van het Kinderboek

Zaterdag 14 september hield ik een voordracht op de Middag van het Kinderboek. Hier de tekst die ik uitsprak:

Vroeger. Toen had de recensent nog gezag – schreef de Volkskrant twee weken geleden in een artikel over de stand van de boekenrecensie.
Heb ik weer, dacht ik meteen– ben ik sinds een paar jaar opnieuw als recensent bezig, en het is meteen niks meer.
De auteur van het stuk heeft het over ‘de toenemende onbelangrijkheid van de recensie’  en ik zag nog verder weg. Misschien moet ik maar iets anders gaan doen.

Ik lees verder en merk dan dat het stuk vooral gaat over de krantenrecensie. De krantenrecensent doet er steeds minder toe omdat televisie, social media en internet steeds belangrijker worden.   Hoera, mijn leven heeft weer zin, ik zit toch aan de goede kant met mijn website.

Het stuk in de Volkskrant is nogal dubbel – en spreekt zichzelf ook tegen. Eigenlijk blijkt nergens uit dat het gezag van de krantenrecensent echt afneemt. De auteur stelt vooral dat een lovende recensie in een krant is geen garantie voor verkoopsucces. Een lovende bespreking in de Wereld Draait Door (dat is altijd zo, want aan slechte besprekingen doen ze niet) is dat veel eerder. Daar lijkt me geen speld tussen te krijgen. Maar heeft dat iets met gezag te maken?

Wat de Volkskrant natuurlijk vooral betoogt te zeggen: het medialandschap verandert voortdurend, en daarmee ook de manier waarop boeken besproken worden en het publiek daarmee omgaat.

Dat signaleerde Peter van den Hoven, een van de belangrijke stemmen in het bestuderen van jeugdliteratuur, en helaas te jong overleden, ook al in zijn in 2011 verschenen essaybundel ‘Jeugdliteratuur bestaat niet’. Hij wijdt daarin  een hoofdstuk aan de boek bespreking met als veelzeggende titel: De verdwijnende jeugdboekenrecensie. Het is een behoorlijk sombere schets van de stand van de recensie: volgens Van den Hoven verdwijnt de recensie steeds meer uit de media, ten gunste van wat hij noemt: een veredelde consumentenvoorlichting. Van den Hoven was van de school die vindt dat recensies literatuurkritiek moeten zijn – anders neigt het naar promotie of voorlichting.  

Van den Hoven constateert dat er in kranten steeds minder jeugdboeken besproken worden – over de verschuiving naar de digitale media is hij ook niet zo positief. Ik citeer: Wie naar serieuze, wat diepgaander kritieken zoekt wordt meestal teleurgesteld. En dan noemt hij meteen een voorbeeld van zo’n website waar hij niet vrolijk van werd: auw, dat is JaapLeest. Hij schrijft over mijn site: JaapLeest blijft bewust aan de oppervlakte en hij citeert een stukje van mijn site waarin ik schrijf: ‘ Ik ben geen ambassadeur ben van het kinderboek maar vooral een enthousiast lezer die vooral daar vanuit gaat: van het lezen. En minder van educatie of vorming of literaire bedoelingen’.  

De conclusie van de schrijver is dat ik daarmee een typische leesbevorderaar ben. En dat staat er alsof dat een doodzonde is: een typische lees-bevor-de-raar. Alsof het niet goed is om het lezen aan te moedigen. Ik voel me trouwens helemaal geen leesbevorderaar – iedereen moet vooral zelf weten of ie wil lezen.  Enthousiasmeren vind ik veel leuker klinken – ik wil graag mijn passie delen en erover vertellen.

Mijn website komt voort uit dat enthousiasme voor het kinderboek en de jeugdliteratuur. Ik heb die passie altijd gehad en in het verleden voor meerdere bladen recensies geschreven. Dat is een tijdje op de achtergrond geraakt en 4,5 jaar geleden ben ik JaapLeest begonnen. Ik kreeg een rubriek op de radio met dezelfde naam. Die is na een jaar weer gestopt maar JaapLeest bestaat nog steeds. Inmiddels staan er bijna 800 boekbesprekingen op. Gemiddeld plaats ik iedere week drie of vier nieuwe besprekingen op. En af en toe een filmpje, vooral om mooie prentenboeken te laten zien.

Zo’n eigen website heeft een groot voordeel: ik ben er zelf de baas. Ik heb het wel weer eens geprobeerd bij een andere baas: ik had contact met Vrij Nederland en die wilden wel besprekingen gaan plaatsen. Het eerste stukje dat ik schreef, bleef bijna twee maanden liggen en k kreeg er 50 euro voor. Dan toch maar liever eigen baas: op JaapLeest kan ik een bespreking plaatsen wanneer ik dat wil, en hoeveel ik er wil en ik krijg er ook niks voor.
Die hoeveelheid besprekingen is een van de grootste verschillen met kranten en andere media. Ik heb een onbeperkte ruimte. En daarom bespreek ik veel: vanuit dat enthousiasme om veel boeken aan bod te laten komen. Dus niet alleen literatuur en gevestigde schrijvers maar ook boeken en schrijvers die minder snel gerecenseerd worden. Of boeken die in eigen beheer worden uitgegeven.

Ik besteed aan iedere recensie veel aandacht: ik beoordeel het binnen het genre en probeer een stuk over te schrijven dat recht doet aan het boek en de schrijver, of het nou positief of negatief uitvalt.  Ik vind dat een recensent kritisch moet zijn.  Een goede recensie bevat in mijn ogen informatie over het boek, en gaat in op de stijl, op taal, en opbouw en ontwikkeling van de personages, maar er moet naar mijn oordeel ook een onderbouwde mening in zitten.
Een recensent moet durven iets te vinden. En dat je je daar niet altijd populair mee maakt, dat is dan maar zo.

Een poos geleden kreeg ik bijvoorbeeld een reactie van een schrijver met als strekking: je helpt me niet met deze recensie. Helpen? Waarmee moet ik helpen dan?

Een schrijver die zijn of haar werk goed en belangrijk genoeg vindt om het met de buitenwereld te delen, die mag reacties verwachten. Ik neem een schrijver serieus door iets van het werk te vinden. Serieus nemen is misschien wel een vorm van helpen. Maar ik begrijp het gevoel wel. Het is nogal wat als iemand zomaar iets van je werk vindt, waar jij op geploeterd hebt, wat een beetje je kindje is. Daar wordt dan een oordeel over geveld zonder dat diegene jou even belt of zo. Word je wakker, staat er een niet zo prettig stukje op het internet.

 Ik ben me er als recensent terdege van bewust hoe een bespreking kan overkomen. Dat het hard kan zijn, of pijnlijk. Daarom vind ik het mijn plicht om zorgvuldig te werk te gaan, en om mijn mening te onderbouwen met argumenten. Ik schrijf nooit zomaar wat en doordat ik veel lees, en de jeugdliteratuur al lang volg, kan ik vergelijken. Dat wil niet zeggen dat ik gelijk heb natuurlijk. Je kan het van harte oneens zijn met mijn mening, het is tenslotte maar een mening.

Nog even over dat idee van helpen: ik kom die suggestie wel vaker tegen, en dat is toch een beetje wonderlijk. Voor mijn gevoel heeft het iets te maken met dat hardnekkige gevoel van achtergesteldheid in de kinderboekenwereld. Dat is vanuit de gedachte  dat we 1 grote kinderboekenfamilie zijn die het met elkaar op moet nemen tegen de grote boze buren van de volwassenenliteratuur.  En familie helpt elkaar altijd, je hoort elkaar niet af te vallen.  

Ik heb een broertje dood aan dat calimero-achtige. Ik heb een tijd bij de radio gewerkt en daar heerste het ook, tegenover de televisie. Dat gevoel van: Het is niet eerlijk, want jij bent groot en ik ben klein. Niet doen riep ik dan, want er is niks oneerlijks aan. Zij zijn nu eenmaal groter.
Wie zichzelf klein maakt, blijft zich ook klein voelen. En dat is nergens voor nodig. Want kinder –en jeugdboeken schrijven, maken en uitgeven is een prachtig vak, er wordt met overtuiging en passie gewerkt en het is een van de vele kunstuitingen die naast anderen staat. Neem het serieus, neem je zelf serieus en wees groots op het kinderboek!

 Mensen vragen regelmatig: waarom doe je dit eigenlijk: je leest zoveel, je schrijft zoveel, daar gaat toch veel tijd in zitten? Ze bedoelen eigenlijk te vragen: krijg je er voor betaald? Het antwoord is simpel: nee,  het levert me niks op. Ik kan het doen omdat ik een goede parttime baan bij de omroep heb en omdat ik er gewoon genoeg tijd voor vrij maak.

Ik wil er ook niet mee verdienen: in de vorm van bijvoorbeeld advertenties of  boekenverkoop. Dat is vooral veel gedoe, vermoed ik, het zou waarschijnlijk ook niet veel opleveren en vooral: het tast mijn onafhankelijkheid aan, waar ik erg veel waarde aan hecht.

Nogmaals: ik schrijf dus geen besprekingen om te helpen. Ik schrijf recensies van kinderboeken uit enthousiasme en omdat ik boeken en auteurs serieus neem. Omdat ik vind dat jeugdliteratuur serieuze aandacht verdient. En die krijgt het gelukkig ook. Want ik geloof niet zo in de stelling dat de jeugdboekenrecensie verdwijnt.  Integendeel: wie zou turven, zou waarschijnlijk tot de conclusie komen dat er meer besprekingen zijn dan ooit. Bij de kranten is een nieuwe generatie recensenten bezig, met redelijk veel elan en deskundigheid. Maar vooral op het internet wordt wat afgerecenseerd. Op websites, op blogs, in de social media en op bijvoorbeeld Bol.com. Natuurlijk is dat niet allemaal serieuze literatuurkritiek of even goed onderbouwd, maar het is wel van waarde, vind ik.  

Het zijn allemaal n zekere zin vormen van recensies. Het zijn meningen waar de lezer zijn leeservaring aan kan toetsen, of door geïnteresseerd of geïnspireerd kan raken. En daar gaat het om. Uiteindelijk is recenseren toch vooral het delen van een leeservaring. En ik hoop daar nog even mee door te gaan op JaapLeest.

Plaatje: