Luitingh-Sijthoff
Jenny de Jonge
Sophie wordt als eenjarige baby na een schipbreuk opgevangen door Charles, een man van middelbare leeftijd. Een even wereldvreemde als liefdevolle excentriekeling die zich weinig gelegen laat liggen aan de conventionele regels van het opvoeden. De kinderbescherming meent dat een man niet in zijn eentje een kind op kan voeden. Zeker niet op de manier waarop Charles dat doet. Dat Sophie zich ontwikkelt tot een geweldig leuk kind en de twee zielsveel van elkaar houden is blijkbaar van minder belang.
Op het moment dat uithuisplaatsing dreigt, doet Sophie een cruciale ontdekking. Ze komt erachter dat haar eigen reddingsvlot bij de schipbreuk een cellokist is die in Parijs is gemaakt. Door haar gevoeligheid voor cellomuziek en de herinneringen aan haar moeder (“Iets met muziek en benen die op de maat bewogen”) is ze ervan overtuigd dat haar moeder celliste is. Bovendien weet ze zeker dat haar moeder nog leeft want ze heeft een beeld van na de scheepsramp in haar hoofd, waarbij haar moeder zich aan een drijvende deur vastklampt. Best knap voor een baby maar Sophie is er niet vanaf te brengen. Het tweetal vertrekt halsoverkop naar Parijs, waardoor de kinderbescherming achter het net vist.
Dit is de samenvatting van de eerste overweldigende hoofdstukken van Sophie op de daken waarbij de titel (in het Engels: Rooftoppers) nog een vraagteken is. Rundell beschrijft de relatie tussen de twee zo warm, geestig en liefdevol dat je tegen de kinderbescherming wil roepen: Ga weg, dit komt wel goed. Vervolgens verliest de auteur de sterke band tussen de twee wat uit het oog en dat is jammer.
In Parijs proberen ze informatie over haar moeder in te winnen en komen al snel achter haar naam maar worden verder vooral tegengewerkt door de autoriteiten. Sophie voelt dat ze eerder in Parijs is geweest en heeft een rotsvast en bijna ontroerend vertrouwen in het weerzien met haar moeder. Al kan ze maar niet begrijpen dat haar moeder niet naar haar op zoek is wat Charles tot de uitspraak brengt dat volwassenen wordt geleerd om niets te geloven, tenzij het lelijk of vervelend is. Het is moeilijk om in buitengewone dingen te geloven, maar Sophie heeft dat talent volgens hem wel en moet ervoor zorgen dat ze het niet kwijtraakt.
Sophie raakt in de ban van een groepje jongeren dat buiten de orde leeft en zich vooral ophoudt op daken en in toppen van bomen. Daar neemt het een verhaal een wat merkwaardige afslag waardoor het voelt alsof er twee boeken zijn. Het is avontuurlijk daar op de daken, hoog boven de stad, maar het is een heel andere wereld en Charles raakt een beetje uit het zicht. Hij speelt pas weer een rol van betekenis als de moeder in zicht lijkt te komen.
Van Katherine Rundell verscheen eerder in Nederlandse vertaling Feo en de wolven en De ontdekkingsreiziger. De Engelse schrijfster brak in eigen land in 2013 door met Rooftoppers dat nu in de Nederlandse vertaling van Jenny de Jonge verschijnt onder de titel Sophie op de daken. Ze won er deWaterstones Children’s Book Prize en stond op de shortlist voor de Carnegie Medal (waar dit jaar ‘onze’ Annet Schaap voor was genomineerd).
Rundell wordt als een belangrijke Britse schrijfster gezien, ze mengt zich ook nadrukkelijk in de discussies over jeugdliteratuur, bijvoorbeeld met haar veelgeprezen essay: Why You Should Read Children’s Books, Even Though You Are So Old And Wise. In haar jeugdboeken zet ze kinderen in hun kracht en laat ze buitengewone dingen doen. Daar zit haar boodschap: leg je niet neer bij het normale en stijg boven je zelf uit. In Sophie op de daken wordt dat wel heel letterlijk genomen.