Lannoo
Lies Lavrijsen en Elz Dumez-Blocken
In Nederland ontdekten we Jean Claude Mourlevat pas nadat hij de Astrid Lindgren Memorial Award won. Hij werd massaal omarmd na het verschijnen van de vertaling van het aanstekelijke en goed geschreven Jefferson . Zo’n zeldzaam boek waar je vrolijk van wordt en aan iedereen wilt geven en aanbevelen. Dit jaar verscheen ook nog De terugstromende rivier, van een wat ingetogener en filosofischer kaliber.
En nu is er een nieuwe deel van Jefferson, met als ondertitel ‘een verdwijning met een staartje’. Dat kan eigenlijk alleen maar tegenvallen, zou je denken, na zo’n glorieus boek. Maar dat valt alleszins mee. Natuurlijk is de verrassing over de dierenstad naast de mensenstad minder groot, en overtreft hij de ouverture van het vorige deel niet (de mysterieuze moord op een kapper met een schaar), maar er valt meer dan genoeg te beleven. Het lijkt aanvankelijk een herhaling van zetten omdat er weer een mysterie moet worden opgelost. Simone verdwijnt plotseling spoorloos. Ze was een van de wat schuwere leden van het reisgezelschap waarmee Jefferson en Gijsbert in het vorige boek een moord probeerden op te lossen in de mensenstad.
Ze laat een vage brief achter met de mededeling dat ze op reis gaat. Jefferson en zijn beste vriend Gijsbert ruiken onraad nadat ze ontdekken dat er veel geld van haar rekening is verdwenen en gaan opnieuw op onderzoek uit, dit keer in het gezelschap van slechts twee andere dieren. Tot zover niet heel anders, maar dan volgt een bijzondere wending: Simone zit bij een sekte en Jefferson besluit er undercover te gaan. Behalve de hilarische beschrijvingen van deze club vol charlatans, laat Mourlevat de sektarische mechanismen rond het hersenspoelen goed zien. ‘Eerst overstelpen ze je met complimenten en daarna bombarderen ze je met liefde.’ Simone krijgt eindelijk de liefde en aandacht waar ze naar hunkert, maar verliest ook haar zelfstandigheid (en geld).
De nadruk wordt minder op de verhouding tussen mens en dier gelegd, een spiegel die het eerste deel zo sterk maakte. Deze Jefferson moet het vooral hebben van de ongelooflijk grappige en speelse taal. Mourlevat heeft de woorden aan een elastiekje; ze zijn opnieuw vaardig vertaald door Lies Lavrijsen en Els Dumez-Blocken die voor Jefferson de eerste Filter Vertaalprijs voor jeugdliteratuur kregen. Taal is ook letterlijk een thema: de lezer leert wat litotes is en Gijsbert noteert bijzondere woorden als ‘lankmoedig’ en ringeloren’ en als de auto bij de garage staat: ‘Nee, dat is geen roest, meneertje, dat is corrosie.’ Auto Tineke is een heerlijk nieuw personage.
Mourlevat toont zich opnieuw de meester van het taalplezier: hij schrijft geestig en ironisch zonder teveel overdrijving en flauwiteiten. Een vervolg dat overtuigt, dat gebeurt niet zo vaak. In Frankrijk is het derde deel van Jefferson alweer verschenen, laat ons niet te lang wachten alsjeblieft.