Lemniscaat
Kos heeft zijn vader nog nooit zo gezien, als na zijn hartaanval in het ziekenhuis. ‘Hij was zo bang, zijn angst vulde de hele kamer, die van mij kont er niet meer bij. Die wachtte op de gang’. Zijn vader weet een oplossing: ‘Ik ga gewoon net dood’, belooft hij zijn zoon. Eerder is zijn vrouw, de moeder van Kos, overleden en nu hij voedt alleen een zoon en drie dochters op, en is ondertussen ook nog eigenaar een hotel. Dat is zwaar en wordt hem bijna fataal. Gelukkig heeft hij zijn zoon die tegen de klippen op, met mede- en tegenwerking, van zijn zussen, de boel draaiende houdt. Daar zijn heel wat kunstgrepen voor nodig.
Het is een dolle boel in Hotel de grote L, zowel in het hotel zelf als de gelijknamige roman van Sjoerd Kuyper. Kuyper schreef een lyrisch kinderboek waarin op vrijwel iedere bladzijde wel iets mafs of bijzonders gebeurt. De tekst op de achteflap bestaat uit 1 zin van maar liefst 114 woorden, alsof de lezer gewaarschuwd moet worden: zet je schrap, dit boek gaat over je heen buitelen en laat je naar adem happend achter. Er is een voetbalelftal uit Tuvalu, eeen schuldeiser, een missverkiezing en een Ajaxscout, en er trekt een bonte stoet aan personages voorbij, met wie stuk voor stuk iets bijzonders aan de hand is.
Kuyper haalt alles uit de kast en doet dat erg beeldend. Het is niet voor niks dat hij al wist dat dit verhaal verfilmd gaat worden. Daar lijkt het zwakke punt te zitten. De film ontrolt zich voor de ogen van de lezer. Die malle personages en hilarische ontwikkelingen doen het in de hedendaagse Nederlandse jeugdfilm erg goed maar op papier schiet het door. Kos spreekt het verhaal op een oude bandrecorder in voor zijn moeder, wat nauwelijks een functie heeft in het verhaal. Ook de tussendoortjes in cursief vanuit het perspectief van het meisje op wie Kos verliefd is, voegen weinig toe.
Gelukkig zijn er ook momenten van stilte, introspectie en genegenheid, maar die zijn veruit in de minderheid. Het verhaal neigt nogal eens naar slapstick en dat is geen compliment. De grote stilistische kracht van Kuyper zorgt er voor dat het niet volledig uit de bocht schiet. Daarvoor staan er teveel taaljuweeltjes in en mooie passages met veel ironie in zoals mijn favoriete scene waarin zijn jongste zusje verliefd is geworden op een zeerob. Maf maar geloofwaardig opgeschreven. Kos vraagt aan Rob (zo heet de zeerob) om alsjeblieft we te gaan. ‘Rob knikte en draaide zich om. Hij schuifelde het water in. M’n zwager’. Daar wordt voelbaar hoe liefdevol en breekbaar de familierelatie is en hoe belangrijk het hotel is, dat daar symbool voor staat. Kos zegt het zo tegen zijn vader: ‘ Het is jouw hotel. En van mama. Dat gaan we toch niet verkopen. Het is het mooiste plekje van de wereld!’.
Al met al is het een doordenderend verhaal over dood, liefde, angsten, familierelaties, toekomstdromen en verlangens en nog veel meer. Kortom: Sjoerd Kuyper heeft een zeer geschikt scenario voor een moderne jeugdfilm geschreven maar hij is zo nu en dan vergeten dat er eerst een roman van verschijnt. Met wat meer beheersing en concentratie was Hotel de grote L een nog veel beter boek geweest. Volgend jaar in de bioscoop.
Hotel de grote L
Sjoerd Kuyper
Lemniscaat