Ploegsma
Een prentenboek waarbij op de eerste zes prenten min of meer hetzelfde is te zien. Een huisje in het bos, met een ranke schoorsteen en een veranda. De heks die het huisje bewoont, sloft op een dag haar huis uit en komt niet meer terug. Sophie Pluim baseerde haar eerste prentenboek op de Slavische sprookjes over Baba Jaga, een bosgeest of heks die niet bekend staat om haar sympathieke karakter. Wel om haar huisje op hoge kippenpoten, dat kan lopen en draaien.
Pluim heeft de angstaanjagende elementen, zoals schedels en beenderen, uit het oorspronkelijk verhaal eruit gesloopt waardoor een vriendelijk peperkoek-achtig woninkje overblijft. Zonder de heks is het huisje aan haar lot overgelaten en raakt het stoffig en begroeid.
Daar komt het gegeven van de poten goed van pas. Het huisje krijgt er genoeg van: ‘Als er niemand in mij woont, stort ik nog in’. En dus gaat ze op pad om een nieuwe heks te zoeken. Ze wordt door buurtgenoten op een spoor gezet, maar slaagt er niet in opnieuw bewoond te worden. Als ze de moed bijna opgeeft, is er letterlijk een lichtpuntje en leven ze nog lang en gelukkig.
Het is gedurfd om een huis de hoofdrol te geven, maar dat pakt goed uit. Het huisje voelt als een personage en door de subtiele veranderingen blijft het interessant, ook door de wisselende jaargetijden met de verschillende soorten licht en sfeer. Sophie Pluim illustreerde onder andere Mot en de Metaalvissers van Sanne Rooseboom en tal van andere boeken waarin haar stijl opviel als een beetje ruig en ‘gothic’. Van die duistere eigenzinnigheid is niet zoveel terug te vinden in haar eerste zelfstandige prentenboek. Het verhaal is behoorlijk lievig, in tegenstelling tot het oorspronkelijke sprookje dat het juist moet hebben van het onheilspellende en naargeestige. De prenten in Een huisje zonder heks zijn fraai maar gestileerd en het verhaal is braaf en weinig prikkelend.