Lemniscaat
Jesse Goossens
Jenni Desmond illustreerde het eerder dit jaar in het Nederlands verschenen Migratie van Mike Unwin. Een interessant maar serieus boek over de verplaatsingen van dieren. In haar eigen non-fictie prentenboeken pakt ze het wat luchtiger aan. In 2015 verscheen De blauwe vinvis. En nu is er een boek over een dier dat er ook mag wezen: de olifant. De grootste kan net zo zwaar worden als een kwartet auto’s, verbeeldt in een illustratie van het dier met vier wagens.
Het olifantenboek kent hetzelfde stramien als dat over de walvis. Een (gekleurd) jongetje met een herkenbaar rood kroontje leest een boek over het dier en neemt ons mee in het leven van de olifant. Het verschil tussen de Aziatische en Afrikaanse soort wordt uitgelegd, we leren over de honderduizend spieren in de slurf en de onderlinge vechtpartijen. Het wordt nergens saai omdat Desmond blijft variëren, na een paar olifanten laat ze de voedselberg zien die door een olifant per dag wordt weggepeuzeld. Het jongetje met het kroontje zit er bovenop. Het dier kan trouwens wel twaalf tot vijftien keer per dag poepen, vertelt ze erbij. ‘Daarbij produceert hij meer dan 150 kilo stomende stront’.
Samen met het jongetje komt de lezer van alles aan de weet in deze prettige combinatie van een non-fictie- en prentenboek. Al lezende en kijkende, leert men, terwijl het helemaal niet zo educatief aanvoelt.