De Eenhoorn
Iedereen bleef brood eten, hoeveel gewonden en doden er ook vielen, en hoeveel ledematen er ook werden afgerukt en gezichten verminkt. Brood werd er gegeten. De titel is een magistrale samenvatting van de kern van deze lijvige roman. Iedereen bleef brood eten: een repeterend en bezwerend zinnetje dat aangeeft dat het leven doorgaat, ondanks alle verschrikkingen van de Eerste Wereldoorlog.
Niet voor niets is een bakkerij een van de centrale plekken. Tijdens de oorlog wordt de winkel in Ieper gesloten maar er komt al snel weer een doorstart. De vader van Nelle blijft het ambacht onverstoorbaar uitoefenen. Zijn dochter Nelle besluit in een hospitaal te gaan werken. Het wordt toch maar een korte oorlog, denkt ze, en ze wil graag verpleegster worden. Haar vrijer Simon, die als knecht in de bakkerij werkt, moet niks van de oorlog weten maar bezwijkt onder de druk van zijn vader en vertrekt naar het front, waar hij zij aan zij met zijn maat Kamiel in de loopgraven vecht. Hij veinst aandoeningen om bij Nelle in het hospitaal te kunnen zijn.
Dat is het verhaal in een notendop van een oorlogsroman die bol staat van de gruwelijkheden en ontberingen en toch een bijna serene sfeer uitstraalt. Dat is merkwaardig maar toch is het zo. Van Ranst beschrijft in een prachtige, vloeiende stijl en romantiseert geenszins, hij registreert en maakt invoelbaar wat er gebeurt. Het gaat maar door en het houdt niet op, de ene granaat na de andere, de ene zwaargewonde soldaat na de andere dode. De Eerste Wereldoorlog was een gruwelijke, met al die loopgraven en modder en ontberingen. Van Ranst vangt de monotone dreun van een vreselijke oorlog in een verhaal dat langzaam bezit van de lezer neemt. Deze roman is een klap in het gezicht en een aai over de bol inenen. Er is niets romantisch aan zo’n oorlog, het is doffe ellende en angst en pijn.
Uiteindelijk gaat het natuurlijk over meer dan de oorlog. Het gaat over het leven en vooral overleven. Niemand komt ongeschonden uit deze strijd of zoals Nelle het zegt: ‘Niet alleen de zichtbare verwondingen zijn blijvend’. Simon wordt een soort van krankzinnig, zijn moeder verblijft al vanaf het begin van de gevechten in de schuilkelder. Van Ranst heeft die honderden bladzijden nodig om ragfijn te laten zien hoe de relaties veranderen en welke keuzes mensen daar in kunnen maken.
Over de Eerste Wereldoorlog is onderhand een kleine bibliotheek aan jeugdboeken bij elkaar geschreven door met name Vlaamse auteurs. De Hondeneters van Marita de Sterck is een aanrader en Iedereen bleef brood van Do van Ranst komt daar nu fier naast te staan. Het boek is door De Eenhoorn op dezelfde manier uitgegeven als Kelderkind van Kristien Dieltiens alsof het een kwaliteitskeurmerk is, en niet onterecht.
Iedereen bleef brood eten is zo mooi omdat Van Ranst er in slaagt de sobere verteltrant vast te houden. Er zit iets onverzettelijks in zijn stijl. Die repeterende nutteloosheid van de gevchten, de dagen die op elkaar lijken, de tonnen met ledematen die iedere dag weer geleegd moeten worden. Dan is er het ontroerende en subtiele einde waarmee er toch weer hoop gloort. Want het leven gaat door, zo banaal is het.
Iedereen bleef brood eten
Do van Ranst
De Eenhoorn