Querido
Annet Schaap heeft regelmatig in interviews aangegeven dat het succes van Lampje haar in de weg zat bij het schrijven van een opvolger. Vanwege de verwachtingen van buitenaf maar ook door een stemmetje in haar hoofd dat fluisterde dat haar nieuwe teksten teveel of juist te weinig op Lampje leken. De bibbers van een auteur die met haar debuut een onwaarschijnlijk succes boekte. Ogenschijnlijk uit het niets schreef Annet Schaap, tot daarvoor louter bekend als illustratrice, een klassieker die vrijwel alle grote kinderboekenprijzen in de wacht sleepte. De rechten van de bestseller (meer dan 130.00 verkochte exemplaren) zijn inmiddels aan 22 landen verkocht. Met al dat succes is een ’tweede boek’-syndroom niet onlogisch.
Het zijn zorgen om niks geweest want de Meisjes doorstaat de vergelijking glansrijk. Schaap schreef bewerkingen van zeven sprookjes. Dat klinkt niet bijster origineel want het gebeurt veel vaker maar de manier waarop ze haar stempel drukt op deze verhalen is ongekend. Verhalen die oorspronkelijk door de gebroeders Grimm en Charles Perrault zijn opgeschreven: over Hans en Grietje, Repesteeltje, Kapitein Blauwbaard Roodkapje, De kikkerkoning, Doornroosje (De schone slaapster) en Belle en het Beest.
Schaap laat al haar sprookjes beginnen met een eerste zin waarin ‘meisje(s)’ voorkomt. Geen ‘Er was eens maar: ‘De meisjes zitten aan tafel, beiden met een boek voor zich’ (Blauwbaard) . ‘Het meisje zit te spinnen in de zon in de achterkamer’ (Pelsteel) . De meisjes waren hun moeder kwijt’ (Koekjes). Een open begin waarna het nog alle kanten uit kan. In de meeste gevallen is dat een verontrustende kant. Er hangt altijd een gevoel van dreiging en onheil in de lucht en dat is niet voor niks. Er gebeuren nare dingen en de personages zijn niet allemaal aardig en aangenaam. Schaap laat het schuren, zoals ze in Lampje ook deed.
Schaap blijft in zekere zin dicht bij de oorspronkelijke verhalen. Een meisje in een rode regenjas is onderweg naar haar oma. Twee zussen laten een spoor van roze koekkruimels achter zich. Een meisje slaapt in afwachting van een prins die haar wakker komt kussen. Vervolgens geeft ze er een eigen draai aan waarbij opvalt dat uiteindelijk het meisje (of de meisjes) aan het langste eind trekken. Zij kiezen voor zichzelf en nemen het recht in eigen hand. Al is dat niet altijd een geplande keuze maar een gevolg van de ontwikkelingen. Maar het gebeurt mooi wel.
Kwalificaties als ‘eigentijds’ of ‘feministisch’ doen onvoldoende recht aan Schaaps bewerking en interpretatie. Ze maakt er geen moderne verhalen van en lanceert geen duidelijke moraal. Al is er tussen de regels door wel degelijk genoeg maatschappijkritiek te lezen. Bijvoorbeeld in Koekjes waar het gaat om de graatmagere modellen in de reclame. Wat ze dan precies wel doet, is niet voor één uitleg te vatten. De manier waarop ze speelt met het genre is slim en vernuftig. Die meisjes die maar zitten te wachten op hun prins en dan komt ie ook nog. Of niet. ‘Want het leven is nou eenmaal geen sprookje’, laat Schaap haar personages een paar keer zeggen.
Dat is ook wat ze doet. Het sprookje uit het sprookje halen. De sprookjesfiguren worden levensechte mensen en de scenes zijn realistischer dan in de originelen. De wolf uit Roodkapje is door de mensen opgehokt in een omheining van prikkeldraad en voorzien van een zender zodat hij geen schade aan kan richten. Blauwbaard is een sluwe predikant die met zijn mooie praatjes de mensen weet te misleiden. Hans en Grietje (Haasje en Griet) worden verwaarloosd door hun veel te hard werkende vader die vooral bezig is met carrière maken. Mensen hebben, net als in Lampje, heel vaak niet het beste met anderen voor. Het universum van Annet Schaap is grimmig, maar met een beetje goede wil kun je bedenken dat er nog lang en gelukkig wordt geleefd.
Het zijn opnieuw vooral de zorgvuldige stijl en de poëtische taal die imponeren. Schaap is niet van het grote gebaar en de overdaad maar kiest heel precies woorden, die zoveel zeggen. In het verhaal over Roodkapje (Wolf): ‘Sloom van voet (…) jong weerloos zoet’. En in de gedachtewereld van de wolf is de binnenrijm trefzeker: ‘je kunt niet mishappen, je maag zal vol zijn, je kop zal dol zijn, je zal wel zot zijn….’. Prachtige zinnetjes die het vermelden waard zijn: ‘het prinsesje groeide wel, maar nergens overheen’. En wat te denken van deze: ‘als er zoveel is verdwenen van wat er altijd was moet je je ergens aan vastgrijpen’. Weergaloze zinnen waar het van wemelt.
Schaap maakte opnieuw zelf de illustraties voor dit klein formaat boek en die bevallen zeer. Ze gebruikte voor het eerste de ‘scraperboard’- techniek. Door te krassen op een zwarte plaat ontstaan de prenten waarvoor een hele pagina wordt ingeruimd en die aanvoelen als sjablonen bij de verhalen. In de meeste gevallen zijn het voorwerpen: een geweer, een sieraad, een schaakstuk. Eenvoudig maar net zo doeltreffend als de teksten.
Natuurlijk heeft de Meisjes veel overeenkomsten met Lampje. Gelukkig maar, waarom zou het ineens over een heel andere boeg moeten? Schaap maakt de verwachtingen gewoon waar en is dat is razendknap.