Leopold
Imme Dros
Linde Faas
The secret garden was na direct na verschijning in 1911 geen groot succes. Pas na zo’n twintig jaar werd het boek van Frances Hodgson Burnett op waarde geschat en dat is na meer dan honderd jaar nog steeds zo. In Nederland werd De geheime tuin uit 1983 van de antroposofische uitgeverij Christofoor veel gelezen en is voor tal van meisjes die opgroeiden in de tweede helft van de vorige eeuw, een van hun lievelingsboeken.
Het werd wel eens tijd voor een nieuwe bewerking en die uitdaging nam Imme Dros aan. Zij legt zich de laatste jaren met veel succes toe op vertalingen en bewerkingen en maakt ook van De geheime tuin een sprankelende versie waarin het origineel recht wordt gedaan.
De geheime tuin vertelt het verhaal van de Britse Mary die van India naar het landgoed Misselthwaite Manor van een onbekende oom in Engeland verhuist, nadat haar ouders zijn gestorven bij een cholera-epidemie. Mary is een naar kind: ze schoffeert de bedienden en heeft als bijnaam ‘Mary ’tDeugtalweerniet’ en ze is nog eens lelijk ook. ‘Het lelijkste kind van de wereld, een miezerig, schriel scharminkel met miezerig piekhaar en een miezerig, zuur gezicht’. Een onsympathiek karakter, en dat is een understatement, en het wordt nog erger want ook de andere hoofdpersoon, haar neefje Colin, is geen aangenaam ventje. De ziekelijke jongen wordt in bed gehouden en is er van overtuigd dat hij spoedig zal stereven.
De tegenstellingen zijn grotesk want daartegenover staat de blijmoedige, dartelende Dickon, die met eekhoorntjes en konijnen is omringd, met wie hij kan praten, en vrolijk op zijn fluit speelt. Het belangrijkste karakter is natuurlijk die tuin zelf, waar tien jaar lang niemand is geweest maar waarvan Mary de geheime sleutel vindt.
De tuin doet iedereen opbloeien en daar moet je tegen bestand zijn: de lyrische natuurbeschrijvingen en de veelvuldige lofzang op alles wat bloeit en groeit. De vogeltjes fluiten dat het een lieve lust is, alles roept elkaar in de lente en ieder takje en groen sprietje wordt bejubeld. Maar voor wie zich eraan overgeeft, heeft het iets prettig zalvends, die beschrijvingen van een sprookjesachtig paradijs waarnaar misschien iedereen ergens een beetje verlangt. Het is er altijd zonnig en het humeur als vanzelf opgewekt op weer zo’n ‘mirakels mooie middag’. Wie niet meteen moet opboeren van van zinnetjes als ‘de kracht die het zaad laat uitkomen en die de zon laat schijnen en jou beter heeft gemaakt’, kan dit geboek gerust ter hand nemen. Ze horen bij een klassieker als deze en lichte ergernis en troost en hoop gaan soms hand in hand.
Net als het moralisme dat er duimendik bovenop ligt en misschien daarom niet storend is. Hodgson Burnett ageert tegen de standsverschillen en levert kritiek op de manier waarop zelfs gezonde kinderen in bed werden gehouden. Dat gebeurt in heerlijke confrontaties tussen het kibbelende tweetal. Mary verwijt de ‘verwende ellendeling’ Colin zijn zielige houding (‘stop je met je hysterie’), wat ironisch is gezien de manier waarop ze zelf gewend was om met mensen om te gaan.
De crux is het uitbannen van negatieve gedachten en dat wordt gewoon letterlijk zo beschreven: ‘negatieve gedachten zijn ziektekiemen die het leven blijvend kunnen beschadigen‘. Je moet gewoon de knop omdraaien en aan iets hoopvols denken. Dat wordt een stuk makkelijker in zo’n machtige mooie tuin in bloei met tjilpende roodborstjes en pratende eekhoorns.
De coverprent bij deze nieuwe uitgave is van Linde Faas en is uitnodigend. Haar illustraties in het binnenwerk zijn sober, en terecht, ze doet de lyriek van de tekst niet nog eens over. Imme Dros kiest voor een vlotte toon met behoud van toon en sfeer. Het is zeker geen modernisering, ze gebruikt woorden als kwiertig (levendig) en skielek (snel). Afgezien van enkele overbodige lijdende vormen, een mooi eerbetoon aan deze klassieker.