Gottmer
Tjalling Bos
Darius Kellner heeft een Iraanse moeder en een Amerikaanse vader en spreekt in tegenstelling tot zijn moeder en zusje geen Farsi (de officiële taal van Iran). Zijn Perzische afkomst speelt nauwelijks een rol in zijn leven totdat het gezin voor het eerst familie in Iran bezoekt, als zijn opa ernstig ziek is. Darius wordt er Darioesj genoemd en moet wennen aan merkwaardige mengeling van afstandelijkheid en liefde van zijn grootouders. Het voedt zijn gevoel nergens echt bij te horen. Op school wordt hij gepest en hij heeft een moeizame relatie met zijn vader.
Een chronische depressie blijkt de kiem van zijn problemen Net als zijn vader slikt Darius medicijnen tegen zijn neerslachtigheid die zich vooral uit in een tergende onzekerheid. Hij is ervan overtuigd dat niemand hem aardig vindt, dat zijn zusje de show steelt en dat zijn vader niet van hem houdt. Die kampt juist weer met een schuldgevoel, omdat zijn zoon de ziekte ook heeft, en het onvermogen om dat bespreekbaar te maken.
De Amerikaanse schrijver Adib Khorram put voor dit debuut uit zijn eigen ervaringen. Bij hem werd op zijn twaalfde een ernstige depressieve stoornis vastgesteld die hij met medicijnen redelijk onder controle heeft gekregen. Hij zet met een Darius een sympathieke neuroot neer, die in een theewinkel werkt en verzot is op Startrek. Het boek is doorspekt met science-fiction metaforen. Eeen puist is ‘het oog van Sauron in een ring van vuur. Hij was zo groot dat hij een eigen zwaartekrachtveld had’. De serie is het enige dat hem voor zijn gevoel bindt met zijn vader, iedere avond kijken ze samen een aflevering.
De neuroses van Darius worden goed inzichtelijk gemaakt in een kalm verhaal waarin de vriendschap met de Iraanse jongen Sohrab centraal staat. Bij aankomst in Iran klikt het meteen tussen de twee en met vallen en opstaan heeft Darius het gevoel eindelijk een vriend te hebben, iemand die hij helemaal kan vertrouwen. Een jongen die niet schroomt hem aan te raken, een vorm van intimiteit die hem zowel gelukkig maakt als verwart. Sohrab maakt hem duidelijk dat ‘zijn plaats in Iran nog leeg was’. En schitterende manier om je welkom te voelen. Toch krijgt Darius ook hierin teleurstellingen te verwerken, wat hem terugwerpt in zijn negatieve zelfbeeld. Zie je wel, hij is niks waard en niemand ziet hem staan. Die dubbelheid rond zijn afkomst wordt goed inzichtelijk gemaakt, maar niet als oorzaak van zijn ziekte neergezet.
Het knappe van Darius de grote is niet oké dat het niet heel bewust toewerkt naar een plot. Het beschrijvende en kabbelende verhaal geeft vooral inzichten in de gemoedstoestand van Darius. Het boek leest als een uitgebreide handleiding ‘omgaan met een depressie’, soms iets te nadrukkelijk, en geeft aan wat het betekent voor hoe zowel de patiënt als de omgeving.En inderdaad, je zou hem soms een schop onder kont willen geven, dat gezeur over dat niemand hem aardig vindt. Maar zoals Khorram in het nawoord schrijft: vooral met geduld, mildheid en vergeving is er te leven met een depressie. En medicijnen zijn daarbij niet taboe. Niet zo vaak wordt een mentale stoornis in jeugdboeken op deze ‘gewone’manier aan de orde gesteld. De stemmingswisselingen, de bijzondere gedachtenstromen en de schaamte, het hoort er allemaal bij. Juist dat geduld en de mildheid stromen door het verhaal, waardoor de lezer heel dicht bij Darius blijft. Ook de talloze Startrek-metaforen en de soms wat trekkerige, uitvoerige beschrijvingen van Iraanse (eet)gewoontes zijn daardoor te verdragen.
‘Misschien had ik niet moeten proberen om iets te zijn wat ik niet was’, bedenkt Darius aan het einde van zijn verblijf in Iran. Het is oké dat hij zich niet altijd oké voelt.