Op de fascinerende foto in Meisje nummer achttien kijken zo’n dertig weeskinderen ernstig en een beetje bozig in de camera. De meisjes hebben witte schortjes aan een wit kapje over het hoofd en de jongetjes dragen parmantige kostuumpjes met een grote strik. Het zijn kinderen van Elisabeth Weeshuis in Culemborg aan het begin van de vorige eeuw. De foto maakt het lezen van dit boek heel anders. Voortdurend besef je dat die kinderen echt bestaan hebben.
Het meisje op de cover is misschien wel Hanna, de hoofdpersoon van dit boek van Anna Woltz, die nummer 18 krijgt toebedeeld als ze in het weeshuis komt wonen. Ze kijkt wat zelfverzekerder en brutaler dan de kinderen op de grote foto. Als de moeder van Hanna overlijdt, wordt ze ruw gescheiden van haar zusje en in het weeshuis geplaatst. Dat is geen pretje, zeker omdat ze niet waar haar zusje Koosje is. Ze ontwikkelt een bijzondere vriendschap met een meisje dat in het geheim een huisdier op zolder houdt en wordt verliefd op Daan. Woltz houdt een mooie balans in haar beschrijving van het weeshuisleven. Het is niet alleen maar hardvochtigheid en liefdeloosheid, de weeshuisouders zijn streng maar niet gevoelloos. Intrigerend is ook de rol van de protectoren. Woltz legt niet exact uit wie dat zijn maar het is blijkbaar een club van heren die het weeshuis financieel mogelijk maakt en ook streng toezien op de handhaving van de voorschriften.
Om haar zusje te vinden moet Hanna een diefstal plegen en de regels overtreden, met alle gevolgen vandien. Het brengt het boek naar een wat voorspelbaar en braaf einde. Zoals de meeste boeken van Woltz is Meisje nummer achttien een keurig en en conventioneel verhaal maar ze slaagt er in de wezen levensecht te maken en wekt nieuwsgierigheid naar het leven in weeshuis. De foto versterkt dat gevoel. Pas in 1952 vertrok de laatste wees en het Elisabeth Weeshuis in Culemborg is nu een museum.
Meisje nummer achttien
Anna Woltz