close
Dé recensiesite over jeugdliteratuur
12+

Nogal een autistische familie

Lydia Rood Blauwtje Jeugdboek
Leopold
Waardering: 8.0

Liesbeth gaat haar leven ordenenen met behulp van een kastje met negen laatjes. Aan de hand van een stroom aan aantekeningen op bierviltjes, servetjes en appgesprekken, mailtjes en losse notities probeert ze de chaos in haar hoofd en bestaan te beteugelen. De lezer kent Liesbeht en een aabtal karakters al uit Survival en Niemands meisje van Lydia Rood. Daar is ze respectievelijk 13 en 17 en gaat ze op kamp en in therapie na een suïcidepoging. In dit derde en vermoedelijk laatste deel is Liesbeth 19 en een van de begeleidsters van een kamp voor autistische kinderen, dat door haar vriend Beer wordt geleid. Liesbeth is er vooral om een oogje te houden op haar autistische broer Franta. Ze is de zus van een autistische tweeling en haar moeder heeft Asperger.

Kortom: het zit behoorlijk in de familie en Liesbeth onderzoekt in Blauwtje wat er met haar zelf aan de hand is. Waarom vindt ze het zo moeilijk om in een groep te fungeren, waar komen haar driftbuien vandaan en waarom twijfelt ze aan veel en vooral aan zichzelf? Heeft ze een stoornis, is er sprake van borderline of is er iets aan de hand in het autistisch spectrum? De lezer en Liesbeth krijgen niet echt een antwoord op deze vragen, wat kenmerkend is voor het meisje dat we in deze trilogie hebben leren kennen. Ze blijft doormalen.

Wat Lydia Rood heel knap doet is van Liesbeth een levensecht persoon maken. Niet per se sympathiek, al dat zelfbeklag en zelfverwijt, de vele ruziemakerij en onberekenbare impulsiviteit. Maar dat is wie ze is en waar ze het mee moet doen. En de lezer ook, mooier dan dit wordt het niet. Liesbeth vult testen in om een diagnose te kunnen stellen en die brengen haar uiteraard alleen maar verder van huis.  Ze kan niet vertrouwen op een basis, of zoals haar moeder het zegt: ze kan de zekerheid niet in zichzelf vinden. “Je hebt het altijd al gehad, die onmetelijke drang om meer uit het leven te halen. Het was nooit genoeg, het moest altijd meer, meer, meer”.

Liesbeth mist een sociale antenne, neemt veel dingen serieus, begrijpt grapjes niet, kan moelijk praten over niks en moet alles uitgelegd krijgen en vooral uitpraten. Dat leidt tot de nodige onhandigheden en ergernis bij Beer en de andere groepsleiders. Haar vader is raak in een mail: ‘Dat borderlinegedrag kan een irritante gewoonte worden. Schudt het af’. Makkelijker gezegd dan gedaan. De tweeling en haar stiefbroer hebben een duidelijke aandoening, van hen wordt niks normaals verwacht. Liesbeth heeft het gevoel wel in de pas te moeten lopen en wordt regelmatig wanhopig van zichzelf. Iedereen zal gillend van haar weg rennen, dus ze kan net zo goed dood, bedenkt ze. Maar dat heeft ze al eens geprobeerd, en dat was geen groot succes, en wordt haar voor haar gevoel nog steeds verweten.

Het klinkt zwaar en dat is het ook maar door de maalstromende energieke toonzetting van deze trilogie, verveelt het geen moment. Rood dendert maar door, met hulp van soms interessante en soms overbodig aanvoelende, voorbeelden uit boeken en liedes,  en bepaalt ons bij die kwellende vraag: ‘Kun je er iets aan doen hoe je bent’. De vorm is dwingend en ontregelend, en vliegt hier een daar net zo bocht als Liesbeth zelf, en het is frustrerend dat het niet echt ergens toe leidt. Maar wel geloofwaardig.