close
Dé recensiesite over jeugdliteratuur
10+

Hoe kun je een stok tegen je hoofd anders opvatten?

Enne Koens Ik ben Vincent en ik ben niet bang Jeugdboek
Luitingh-Sijthoff
Waardering: 7.5

De titel van dit boek is het mantra dat Vincent gebruikt als hij doodsbang is.  ‘Ik ben Vincent en ik ben niet bang, niet bang, niet bang’. Een bezweringsformule waar hij geloof uit probeert te putten. Vincent heeft altijd een reden om bang te zijn want hij wordt gepest. Niet een beetje maar structureel en agressief.

Pesten is een veel voorkomend thema in de jeugdliteratuur maar niet vaak werd het zo intens en beklemmend beschreven als door Enne Koens in Ik ben Vincent en ik ben niet bang. Vincent is de pispaal van de klas, omdat hij anders is. Wat er anders aan hem is, weet hij niet en waarschijnlijk weet niemand dat. Hij heeft geen bijzonderheden maar hij is blijkbaar uitverkoren tot de jongen die gepest moet worden. De hele klas doet er aan mee, maar het is vooral een groepje jongens dat hem dagelijks na schooltijd opzoekt en mishandelt. Iedere dag is een nieuwe in de oorlog Vincent versus de rest.

De jongen die aanvankelijk aardig tegen hem deed, ontwikkelt zich tot het grootste monster. Daarom is het voor Vincent moeilijk om Jasmijn te vertrouwen, het nieuwe meisje in de klas, dat naast hem komt zitten en oprecht geïnteresseerd lijkt en hem leert dat ‘normaal’ niet bestaat. ‘Normaal is wat iedereen denkt dat de meeste mensen normaal vinden.’

Vincent staat continu in de overlevingsstand, met behulp van een paar imaginaire dieren die met hem meeleven.  Het is onmogelijk om niet mee te voelen met Vincent. Koens geeft subtiel maar indringend het groepsproces weer en laat zien hoe een gepeste jongen zich staande probeert te houden. Zijn grootste uitdaging is niet om zich de pesters van het lijf te houden. Daar heeft hij zich min of meer bij neergelegd. Er is voor hem niks erger dan dat zijn ouders het te weten komen. Die weten van niks, en dat is best gek met al die verwondingen en kapotte spullen. Pas als ze er achter komen dat hij zijn beste vriend heeft verzonnen, moet Vincent in therapie. Hij krijgt te horen dat hij dingen soms verkeerd opvat. (‘Hoe kun je een stok tegen je hoofd anders opvatten?’). De oppas is zijn enige vertrouwelinge, hij vertelt haar alles.

Koens kreeg na een paar aardige boeken met het originele  Hotel Bonbien (genomineerd voor de Boekenleeuw) het stempel als een van de meest veelbelovende Nederlandse kinderboekenschrijvers maar stelt met Ik ben Vincent en ik ben niet bang een beetje teleur. Vincent is als personage overtuigend: zijn angst en schaamte zijn invoelbaar en je waant je als lezer in zijn hoofd en krijgt bijna kippenvel van de dingen die hem overkomen. Maar andere ingrediënten van het verhaal zijn wat afgekloven. Een survivalhandboek, dat kan echt niet meer. De denkbeeldige vrienden voelen verplicht aan en andere personages blijven oppervlakkig. Zo is de oppas, aanvankelijk de levenslijn van Vincent, ineens uit het boek verdwenen.

Het boek telt af naar een schoolkamp waar Vincent al zijn survivaltechnieken in praktijk kan brengen. Jasmijn blijkt te vertrouwen en Vincent wordt min of meer gedwongen de waarheid te vertellen. Dat levert een braaf einde op dat uit de lucht komt vallen en een moralistisch trekje heeft. Vincent zorgt er voor dat niemand in de klas meer bang hoeft te zijn.  Waar het in het enigszins vergelijkbare  Zwarte zwaan van Gideon Samson schuurt en ongemakkelijk blijft, ondergraaft Koens de impact van pesten en manipulatie, die ze aanvankelijk sterk neerzet.

Het mantra van de moeder van Vincent wordt bijna letterlijk uitgewerkt: ‘Alles gaat altijd voorbij, de leuke dingen en de erge’.  Was het maar zo.