close
Dé recensiesite over jeugdliteratuur
8+

In kriskras van vogels, in schrapzet van haas

Kate Schlingemann Wondermiddel en andere gedichten Xanten
Nynke Kuipers
Waardering: 7.5

Het is logisch dat Kate Schlingemann in de redactie van het nieuwe ezine Pretpark Poëzie zit, want zij is een gedreven aanjaagster van kinderpoëzie en in haar eigen gedichten is ze schatplichtig aan initiatienemer Ted van Lieshout. De onvermoeibare Van Lieshout moest na vijf delen noodgedwongen stoppen met de samenstelling met de onvolprezen bundels Poëziespektakel (recensies deel 3, deel 4, deel 5), waarna ook meteen de kinderpoëzie in ons land in het slop raakte. Misschien luidt Pretpark Poëzie de ommekeer in, het is een groeiend en fluctuerend ezine vol met poëzie van beginnende en ervaren dichters. Net als in de bundels is er een selectie maar is er ook ruimte voor kaf en koren en bloeit de poëzie er hopelijk in al haar facetten.

Kate Schlingemann vormt samen met drie andere dichteressen (Diet Groothuis, Mary Heylema en Linda Vogelesang) een dichterscollectief dat workshops verzorgt en op festivals optreedt. Vorig jaar verscheen haar eerste eigen bundel Wondermiddel en andere gedichten en het stemt hoopvol dat er zo af en toe toch een bundel met jeugdpoëzie verschijnt. De 46 gedichten zijn opgedeeld in 5 hoofdstukken waar ik geen thematische reden in kon ontdekken, al lijkt de ik-figuur gaandeweg wat ouder te worden, maar misschien verbeeld ik me dat. In de meeste gedichten ligt het perpectief bij een kind, zoals in het titelgedicht:

‘Mijn moeder heeft een wondermiddel/tegen tranen van verdriet/ze zegt iets heel bijzonders/ze zegt: denk NIET/aan zon-zee-zand/en juist omdát ik het NIET mag denken/denk ik alleen aan strand’.

Maar die moeder zegt in het volgende gedicht weer dingen die echt niet kunnen zoals dat je buik aan je rug kleeft als je kauwgom doorslikt. Wondermiddel is een gevarieerde bundel in onderwerpkeuze wat tegelijkertijd de kracht en de zwakte is. Het is voor ieder wat wils, met veel bruikbare verzen die op allerlei situaties van toepassing zijn. Maar de noodzakelijkheid ontbreekt, er is geen urgentie en geen focus. Zoals in het bijbehorende werkboek staat, kun je gewoon gezellig een beetje voor je uit dichten als je op een bepaalde manier woorden achter elkaar zet. Schlingemann doet dat vakbekwaam maar haar poëzie schuurt nauwelijks. In vorm hebben veel gedichten raakvlakken met die uit de bundel van Diet Groothuis (Waar ik ben) maar haar scherpe randjes ontbreken bij Schlingemann totaal. Het gaat over dingetjes, en als er dan iets aan de hand is (het overlijden van een poes) blijft het aan de oppervlakte.

Het is vooral vakmanschap bij Schlingemann, en op dat vlak heeft ze veel in haar mars en tovert ze knap met taal. Bijvoorbeeld met nieuwe woorden en samgenstelde zinnen, wat juweeltjes oplevert, zoals in dit gedicht over de wind:

‘in kriskras van vogels/in schrapzet van haas/in krom op de fiets/in zand het uit het niets/in haar in je ogen/in fladder van jas/in platslag van gras’.

En haar gedicht over de wensdroom  een poes te zijn (Ik wou verschrikkelijk heel erg graag) is onbetwist het hoogtepunt uit de bundel en hoort tot de betere jeugpoëzie die ik de afgelopen jaren las. Want het hoeft natuurlijk niet perse te schuren als de omschrijvingen zo raak zijn:

‘op voeten als poefjes sluipende/niet op de schone was slapende/ snel als een gedachte wendende/ dat mijn staart een muis is denkende’ enzovoorts.

Maar poëzie mag wat mij betreft minder gezellig en vrijblijvend zijn en, ook als het voor kinderen is, op het verkeerde been zetten en tot nadenken stemmen. Anders wordt het teveel een kunstje.

Tags : FantasieillustratiesKinderboekPoëzieVoorleesboek